De 27 EU-lidstaten hebben besloten de invoering van de Europese verordening tegen ontbossing (EUDR) met een jaar uit te stellen tot eind 2025. Maar de miniusters en ambassadeurs wezen het voorstel van de (centrum-)rechtse meerderheid van het Europees Parlement af om de regels ook inhoudelijk te versoepelen.
Het uitstel was voorgesteld door de Europese Commissie om bedrijven en landen meer tijd te geven aan de complexe nieuwe eisen te voldoen. Critici, waaronder parlementariërs en ngo’s, hebben de Europese Commissie beticht van trage afhandeling.
Het heeft maanden geduurd voordat belangrijke controlemechanismen en richtlijnen werden opgesteld, waardoor onduidelijkheid ontstond over hoe bedrijven konden voldoen aan de regels. Micro- en kleine bedrijven krijgen zelfs tot medio 2026 de tijd om te voldoen aan de regelgeving.
Onder aanvoering van de christendemocratische EVP-fractie had de rechtse meerderheid van het Europarlement vorige maand geprobeerd alsnog allerlei uitzonderingsregels op te nemen. Dat is nu door de ministers en ambassadeurs van de EU-landen afgewezen.
Volgens milieuorganisaties zoals het Wereld Natuur Fonds is het van cruciaal belang dat de wet haar integriteit behoudt om het wereldwijde verlies aan biodiversiteit tegen te gaan en de klimaatdoelstellingen van de EU te behalen.
Het doel van de verordening blijft nu ongewijzigd: het tegengaan van wereldwijde ontbossing door ervoor te zorgen dat producten zoals koffie , soja, cacao, hout en palmolie die de EU binnenkomen, niet afkomstig zijn van recente ontboste gebieden (na december 2020).
De wet blijft echter controversieel. Terwijl landen die afhankelijk zijn van export naar de EU zich zorgen maken over economische gevolgen, stellen sommige varianten dat het uitstel alleen meer tijd biedt om de implementatie te verbeteren zonder de milieu-inspanningen te investeren.