Duitsland stelt voorwaarden aan plan voor minder bescherming van de wolf

De permanente vertegenwoordigers van de EU-landen hebben in meerderheid besloten dat de Europese Commissie bij de Conventie van Bern een procedure op gang gaat brengen om de streng beschermde status van de wolf te verlagen. Maar Duitsland stelt er nog procedurele voorwaarden aan, waardoor dat nog niet zeker is.

Boeren in heel Europa, vooral in West-Europa, roepen al lang op tot strengere maatregelen om hun vee te beschermen tegen aanvallen van wolven. Volgens een rapport van de Europese Commissie uit 2023 is het verlies aan vee in Spanje, Frankrijk en Italië verantwoordelijk voor de helft van de totale schade in de EU. Ook Duitsland, Griekenland en Kroatië melden aanzienlijke schade aan vee door aanvallen van wolven.

Er ontstond onder de EU-ambassadeurs een meerderheid doordat Luxemburg en Portugal zich deze week aansloten bij de landen die aandringen op aanpassing, en doordat Duitsland deels van standpunt ging veranderen. De huidige regels voorzien in uitzonderlijke gevallen in het afschieten van wolven, maar vooral veehouders op het platteland vragen om heropening van de jacht.

Vrijdag vond een definitieve stemming plaats in de EU-ministerraad voor Concurrentievermogen waar het besluit van de ambassadeurs werd bekrachtigd. Brussel moet het secretariaat van het Verdrag van Bern uiterlijk volgende week op de hoogte stellen, aangezien de verantwoordelijke commissie slechts eenmaal per jaar bijeen komt. De jaarlijkse vergadering van het Permanent Comité vindt plaats in december 2024.

De mate van bescherming van bedreigde dieren en planten is internationaal sinds eind jaren zeventig vastgelegd in het Verdrag van Bern. Daar zijn inmiddels enkele tientallen landen bij aangesloten; niet alleen de 27 EU-landen maar ook ministaatjes zoals Monaco en San Marino, vier Noord-Afrikaanse landen en verscheidene Oost-Europese niet-EU-landen zoals Roemenië, Oekraïne en Azerbeidjan.

Bovendien heeft de Europese Unie diezelfde bescherming van planten en dieren ook vastgelegd in de eigen Europese Vogel en Habitat Richtlijnen (VHR). De EU-landen kunnen die eigen VHR weliswaar zelf aanpassen of intrekken maar zouden daarmee in strijd handelen met de Conventie van Bern. De ministers van de landen van dat Bern-verdrag vergaderen slechts eenmaal per jaar. 

Die tientallen verdragslanden kennen elk verschillende bedreigde plantensoorten en bedreigde diersoorten. Die zijn ondergebracht in twee categorieën: zeer beschermd, en beschermd. De afgelopen jaren zijn die regels amper gewijzigd. Voor een verdragswijziging is een meerderheid nodig, maar de 27 EU-landen zijn er niet unaniem over.

Sommige van die landen hebben helemaal geen last van wolven, maar van andere bedreigde diersoorten zoals elanden in noord- en oost Scandinavië of de bruine beer in de Frans-Spaanse Pyreneeën en in Roemenië, Slovenië en Bulgarije. Critici vrezen dat de EU met de gevraagder statusverlaging de deur openzetten voor andere landen die andere diersoorten willen gaan bejagen.

Duitsland stelt nu als voorwaarde dat eerst de meer dan veertig verdragslanden moeten instemmen met afzwakking van de beschermde status, en dat dat alleen geldt voor de wolf en niet voor andere bedreigde diersoorten. Pas daarna mag volgens Duitsland de EU-VHR Habitatrichtlijn erop worden aangepast. Bovendien moeten ook de 27 EU-landen en het Europees Parlement daar nog mee instemmen.