Ondanks Europese maatregelen om de productie van gevaarlijke stoffen te verminderen, blijft de hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen sinds 2004 toenemen. Bovendien zou de EU veel actiever kunnen optreden tegen de illegale handel, die nog steeds lucratief is.
De Europese Rekenkamer (ERK) vindt dat de EU-landen hun classificatie van ‘gevaarlijk afval’ beter met elkaar moeten afspreken, en dat ze moeten zorgen voor traceerbaarheid en meer moeten recyclen.
De EU probeert al decennia ontwerpers en fabrikanten van te laten overstappen op gebruik van niet-gevaarlijke grondstoffen. Ook wordt geprobeerd vervuilers verantwoordelijk te stellen voor hun afval. Maar volgens een nieuw onderzoek van de Europese Rekenkamer komt er alleen maar meer bij, en wordt minder dan de helft ervan hergebruikt.
“De productie van gevaarlijke afvalstoffen neemt toe, en de EU moet dit probleem aanpakken”, stelt Eva Lindström, het lid van de Europese Rekenkamer dat verantwoordelijk is voor de analyse. “Recycling en energieterugwinning zijn de beste manieren om gevaarlijk afval te behandelen. Verwijdering van afvalstoffen mag alleen als laatste redmiddel worden gebruikt.”
Gevaarlijke afvalstoffen moeten volgens strenge veiligheidseisen worden verwerkt in speciale verwerkingsinstallaties. De daaruit voortvloeiende hogere kosten brengt het risico van handel in gevaarlijk afval met zich. Daardoor wordt er gefraudeerd met stortbewijzen of wordt het gevaarlijke afval illegaal gedumpt.
De handel in en het illegaal storten van gevaarlijk afval blijft lucratief: alleen al voor de handel worden de jaarlijkse inkomsten geschat op 1,5 tot 1,8 miljard euro. Dit wordt zelden opgespoord, onderzocht of vervolgd en de straffen zijn volgens de Europese Rekenkamer laag. Op het gebied van afvalbeheer zijn de EU-landen verantwoordelijk voor de handhaving van de EU-wetgeving op nationaal niveau.