Het gemiddelde inkomen van landbouwbedrijven in de Europese Unie is tussen 2007 en 2018 gestegen, maar bleef op een relatief laag niveau. Het gemiddelde bedrijfsresultaat steeg in die tien jaar van 28.800 tot 35.300 euro.
De rechtstreekse EU-landbouwsubsidies vormden gemiddeld 28% van het landbouwinkomen met grote verschillen per land. Een en ander blijkt uit de jongste analyse van de gegevens van het informatienetwerk voor de landbouwboekhouding (BIN), dat onlangs werd gepresenteerd door het directoraat-generaal Landbouw van de Europese Commissie (DG AGRI).
In Litouwen was het aandeel van GLB-subsidies het hoogst met 70%, gevolgd door Finland en Estland met respectievelijk 67% en 66%. In Nederland daarentegen vertegenwoordigden premies slechts 9% van het bedrijfsinkomen. Dat geldt vooral in de landbouw, zuivel en pluimvee en en gemengde bedrijven, en bveel minder voor wijnbouwers en tuinbouw.
Er zijn echter aanzienlijke verschillen, niet alleen tussen de lidstaten, maar ook tussen leeftijdsgroepen en geslachten.De hoogste bedragen per arbeidsplaats werden gegenereerd in het noordwesten van de EU en de laagste in het oosten.
Bedrijven die door vrouwen worden gerund, behaalden gemiddeld 38% lagere inkomsten. Volgens het rapport runnen de vrouwelijke bedrijfsleiders meestal kleinere bedrijven, zowel qua areaal als productievolume.
Zoals verwacht laat de analyse ook grote verschillen zien tussen de EU-landen op het gebied van bedrijfsstructuren. De hoogste activa komen voor bij de Nederlandse en Deense bedrijven met een gemiddelde van circa 3,1 miljoen en 2,7 miljoen euro. Dat komt vooral door de zeer hoge grondprijzen en het grote aandeel investeringsintensieve exploitatievormen in die twee landen. De boerderijen in Roemenië hadden met 55.000 euro het kleinste vermogen.
Een gemiddeld landbouwbedrijf in de EU in 2018 was 37 hectare groot. Maar ook hier zijn er aanzienlijke verschillen. In Slowakije was dat gemiddeld 445 hectare, in Malta 3 hectare.Het grootste deel van het onroerend goed is in eigendom van anderen. In de hele gemeenschap was 56% van de cultuurgrond in pacht.