De Europese Rekenkamer onderzoekt of tijdelijk steunmaatregelen voor de zuivelmarkt goed hebben gewerkt. Met die tijdelijke steun was van 2014 tot 2017 ruim 740 miljoen euro gemoeid.
De EU-steun was bedoeld voor bedrijfstakken die schade leden door een Russisch invoerverbod op Europese zuivelproducten. Dat was een vergelding voor het Europese embargo tegen Russische bedrijven vanwege de Russische annexatie van het Oekraiense schiereiland De Krim.
Om te voorkomen dat de zuivelprijzen tot een onhoudbaar laag niveau daalden, was een Europees vangnet ingesteld om een deel van de overschotten weg te werken. In 2014-2015 daalden de prijzen voor de melkproducenten met zo’n 10 eurocent per liter tot ongeveer 30 cent. De Europese Commissie was van oordeel dat de melksector te maken had met marktverstoring. De EU-landen konden de EU-financiering aanvullen uit hun eigen landelijke begrotingen.
“Melkproducenten kregen te maken met een aanzienlijke daling van hun inkomsten”, aldus Nikolaos Milionis van de Europese Rekenkamer. Deze instantie geeft leiding aan de controle van de genomen maatregelen. Zij zullen nagaan of de EU-bedragen goed werden besteed om de zuivelboeren te helpen de crisis het hoofd te bieden.
De controleurs van de Rekenkamer zullen controlebezoeken afleggen aan Frankrijk, Italië, Ierland en Finland om na te gaan hoe de EU-maatregelen in de praktijk werden uitgevoerd. De grootste producenten van koemelk zijn Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Polen en Italië. Twee derde van alle door zuivelbedrijven verwerkte melk wordt gebruikt voor de productie van kaas en boter.
De verwachting is dat het uiteindelijke verslag van de Europese Rekenkamer eind 2020 wordt gepubliceerd.