Van onterecht uitbetaalde Europese landbouwsubsidies wordt in het algemeen weinig teruggevorderd, maar er zijn grote verschillen tussen de EU-landen. Dat blijkt uit een onderzoek van de Europese rekenkamer (ERK). De afgelopen tien jaar was er op alle beleidsterreinen voor 14 miljard euro sprake van ‘verkeerd uitgegeven EU-geld’.
Bij het verzoek van Brussel om terugbetaling van ‘onregelmatige uitgaven’ duurt het vaak een tot twee jaar voordat EU-landen actie ondernemen.
Het “invorderen” van EU-middelen is het verzoeken om de (gedeeltelijke) terugbetaling van geld dat is betaald aan organisaties of begunstigden waarvan achteraf is vastgesteld dat deze zich niet aan de financieringseisen heeft gehouden. Het duurt vaak erg lang om het terug te krijgen, als het al wordt terugbetaald, waarbij 1 tot 8 % van de middelen uiteindelijk wordt kwijtgescholden.
Volgens het Jaarverslag 2022 van de Rekenkamer is het percentage onjuiste uitgaven sinds 2021 gestegen van 3 % naar 4,2 % van de EU-begroting. Hierdoor wordt de daadwerkelijke invordering een steeds dringender probleem.
Aangezien nog geen kwart van de begroting direct door de Europese Commissie wordt beheerd, en driekwart samen met EU-landen of andere instanties, kan het soms moeilijk zijn om fouten te voorkomen en geld in te vorderen.
Bij direct en indirect beheer is de Europese Commissie verantwoordelijk voor het vaststellen van onregelmatige uitgaven en het invorderen van het teveel-betaalde. Bij gedeeld beheer delegeert Brussel deze taken aan de EU-landen, maar draagt zij wel de eindverantwoordelijkheid ervan.
De auditors stellen nu voor om bepaalde stimuleringsmaatregelen uit de vorige financieringsperiode opnieuw in te voeren, zodat de EU-landen geld kunnen invorderen in de landbouwsector. In de afgelopen periode moesten de lidstaten de helft van het geld dat ze niet binnen vier tot acht jaar hadden ingevorderd, terugbetalen aan de EU-begroting.