Het Europees Parlement en de EU-landen zijn het eens geworden over invoering van ‘recht op reparatie’, tenzij dat duurder is dan vervanging. Winkeliers worden verplicht om binnen de garantietermijn defecte producten te (laten) repareren, in plaats van ze om te ruilen voor een nieuwe.
De nieuwe EU-verordening introduceert een extra wettelijke garantie van 12 maanden en zorgt ervoor dat onafhankelijke reparateurs betere toegang krijgen tot reserveonderdelen. Bovendien verbiedt het fabrikanten om clausules of software- en hardwaretechnieken te gebruiken die reparatie belemmeren.
Verder moeten leveranciers eraan meewerken om technisch herstelbare producten zoals stofzuigers, wasmachines, televisies, tablets en smartphones ook na de garantieperiode te kunnen laten repareren.
In sommige gevallen moet een vervangend apparaat in bruikleen worden aangeboden en moet na reparatie de garantietermijn worden verlengd.
Daarmee wil de Europese Unie ervoor zorgen dat er minder spullen op de schroothoop belanden en minder grondstoffen worden verspild. Volgens Brussel zal het wetsvoorstel kunnen leiden tot 18 miljoen ton minder CO2-uitstoot in 15 jaar.
De Europese onderhandelaars waren het erover eens dat elk EU-land ten minste één maatregel moet invoeren om reparatie te bevorderen, zoals tegoedbonnen, informatiecampagnes, cursussen of steun voor particuliere reparatieclubs. Repair Cafés zijn gratis bijeenkomsten waar mensen anderen helpen kapotte spullen te repareren. Er is veelal gereedschap en materiaal aanwezig.
Zodra de richtlijn door zowel de Raad als het Parlement is aangenomen en in het Publicatieblad van de EU is gepubliceerd, hebben de lidstaten 24 maanden de tijd om deze in nationaal recht om te zetten.