Zwitserland heeft last van ‘import’ Japanse kever uit EU-buurlanden

Zwitserland heeft in toenemende mate last van invasieve planten- en diersoorten die niet in het land zijn toegelaten maar daar vanuit omringende EU-landen toch terechtkomen. Zo vormt de Japanse kever inmiddels ook een bedreiging voor de landbouw in niet-EU-land Zwitserland

Van de invasieve exoten  komt 41 procent uit Azië en 30 procent uit Noord-Amerika. De introductie van de uitheemse soorten gebeurt op verschillende manieren: 40 procent is opzettelijk geïntroduceerd en vervolgens per ongeluk in het milieu vrijgelaten. Nog eens 32 procent werd onbedoeld met handelsgoederen naar nieuwe gebieden gebracht. Voor 18 procent van de uitheemse soorten is niet bekend hoe ze zijn geïntroduceerd.

Zo dook de Japanse kever voor het eerst in Europa op in de Spaanse Azoren-eilanden voor de kust van West-Afrika, in de jaren zeventig. In 2014 werd hij vervolgens ontdekt in Noord-Italië en in 2017 werd de kever voor het eerst ontdekt in het zuiden van Zwitserland.

Inmiddels zijn ook geïsoleerde vondsten van de Japanse lever ten noorden van de Alpen: in 2021 registreerde de stadskwekerij in Bazel de eerste ontdekking ervan. De Japanse kever is vraatzuchtig en voedt zich met meer dan 300 verschillende soorten planten: hij veroorzaakt enorme schade, zowel als rups in de grond als als kever in veel gecultiveerde planten, en tast vooraf fruitoogsten aan.

Zwitserland telt inmiddels 1.305 van dergelijke uitheemse soorten. “Slechts” 15% daarvan is invasief en vormt een groot probleem voor de landbouw. Daaronder zijn 430 dieren, 730 planten en 145 schimmels. Hiervan zijn 197 soorten geclassificeerd als invasief. Dit betekent dat ze een risico vormen voor mens en milieu, de biodiversiteit aantasten of ecosysteemdiensten en het duurzame gebruik ervan verstoren.

In de EU is het Aziatisch lieveheersbeestje in de jaren tachtig bewust geïntroduceerd voor de biologische bestrijding van bladluis en wordt vooral in kassen uitgezet. Het beestje is in Zwitserland nooit goedgekeurd voor gebruik in biologische gewasbescherming, maar werd er in 2004 toch voor het eerst ontdekt. Sindsdien heeft het zich enorm vermenigvuldigd en verspreid.