De autoriteiten van Zweden en Estland zijn in de Oostzee een nieuw onderzoek gestart naar de oorzaak van het vergaan van de veerboot Estonia in 1994. Die scheepsramp was een van de dodelijkste maritieme ongelukken in vredestijd in Europese wateren, waarbij 852 mensen omkwamen.
Een internationaal onderzoek in 1997 concludeerde destijds dat een defect aan de boegdeur van het autodek de oorzaak was van het vollopen van het 155 meter lange schip. Die ‘defecte’ boegdeur is zelfs boven water gehaald.
Maar een tv-documentaire uit 2020 heeft die officiële versie in twijfel getrokken door de onthulling van videobeelden van gat van vier meter in de romp van de veerboot. Daardoor wordt nu gevreesd voor een aanvaring met een duikboot of een explosie. Nabestaanden en familieleden van de slachtoffers eisen sindsdien dat het onderzoek wordt heropend.
Het nieuwe onderzoek gaat verschillende sonarapparaten gebruiken om de positie van het schip op de zeebodem te onderzoeken, aldus de autoriteiten. Vrijdag beginnen duikers in internationale wateren met hun werk, aldus een zegsman. De Estonia ligt 85 meter onder water in de Oostzee, en men denkt nog steeds dat veel van de lichamen van de slachtoffers zich daar bevinden.
Zweden, Finland en Estland hebben op grond van een internationale overeenkomst elke verkenning van het wrak verboden. Maar eind vorig jaar had Zweden gezegd dat nieuwe inspecties wil toestaan. Twee Zweedse documentairemakers die de beelden van het gat in de romp hadden gemaakt, zijn onlangs vrijgesproken van illegale verkenning van het wrak.
Afgelopen oktober riep de Estse premier Jüri Ratas ook op tot een nieuw onderzoek naar de tragedie met de Estonia. De nieuwe inspectie zou al komend voorjaar kunnen worden voltooid.