VN-Gerechtshof gaat genocide in Myanmar daadwerkelijk vervolgen

Het Internationaal Gerechtshof (ICJ) in Den Haag verwerpt alle bezwaren van Myanmar tegen een internationaal proces tegen het land wegens genocide tegen de islamitische Rohingya-bevolking. De VN-rechtbank gaat nu over tot inhoudelijke behandeling van de zaak, een proces dat jaren in beslag zal nemen.

Myanmar, dat na een staatsgreep in 2021 geregeerd wordt door een militaire junta, betoogde dat het Afrikaanse land Gambia dat de rechtszaak had aangespannen, daar geen enkel belang bij had en daartoe niet bevoegd was. Maar  de hoogste rechtbank van de Verenigde Naties zei dat dat alle landen die in 1948 het VN-Genocideverdrag hebben ondertekend, zaken bij het hof aanhangig kunnen maken.

Myanmar is net als de andere zuidoost-Aziatische landen een boeddhistisch land, maar heeft in het aan Bangladesh en India grenzende noordwesten van het land een grote moslimminderheid.

Gambia raakte bij de zaak betrokken nadat een Gambiase oud-minister die eerder officier van justitie was bij het VN-tribunaal voor Rwanda, in 2019 een Rohingya-vluchtelingenkamp in Bangladesh had bezocht. Hij zei dat de genocide in Myanmar veel overeenkomsten vertoont met de massamoord in 1994 op de bijna één miljoen Tutsi’s in Rwanda.

Nu het ICJ-Hof zich bevoegd heeft verklaard de genocide-aanklacht tegen Myanmar daadwerkelijk op te pakken, hebben ook Nederland en Canada zich aangesloten bij de aanklachten van Gambia. 

Een onderzoeksmissie van de VN concludeerde dat een militaire operatie van het leger van Myanmar in 2017, waarbij 730.000 Rohingya naar buurland Bangladesh werden gedreven, “genocidale acties” omvatte. Myanmar heeft genocide ontkend en de VN-bevindingen en zegt dat het hardhandig optreden was gericht tegen Rohingya-rebellen.

Hoewel de uitspraken van het Haagse gerechtshof bindend zijn en landen ze over het algemeen volgen, heeft het ICJ geen manier om uitspraken af te dwingen.