Bij de lokale verkiezingen in Hongarije heeft de regerende Fidesz-partij van premier Viktor Orbán een gevoelige nederlaag geleden. In de hoofdstad Boedapest versloeg oppositiekandidaat Gergely Karacsony de door de Fidesz gesteunde kandidaat, met zo’n 51 tegen 45 procent.
Ook in een tiental andere grote steden in Hongarije werden Fidesz-burgemeesters en raadsleden verslagen. De verschillende Hongaarse oppositiepartijen hadden in veel dorpen en steden een gezámelijke kandidaat naar voren geschoven.
De uitslag is een grote klap voor de nationalistische premier Viktor Orban, die sinds hij aan de macht kwam negen jaar geleden nog geen nederlaag heeft geleden.
“Ik wil de relatie tussen Boedapest en de regering op een nieuw niveau zetten. We zijn niet klaar voor oorlog met de regering maar zijn wel gereed voor coöperatieve bouw”, zei de 44-jarige centrumlinkse nieuwe burgemeester van de hoofdstad. “Boedapest wordt groen en gratis, we brengen het terug naar Europa.”
“Deze verkiezing bewijst dat oppositie-samenwerking werkt, de oppositie bereikte in jaren het beste resultaat met de nieuwe strategie,” zei politiek analist Andras Biro-Nagy tegen persbureau Agence France-Presse.
Fidesz doet het nog wel goed in de kleinere dorpen op het platteland. De partij van Orban haalt nog meer dan 50 procent, maar dat is veel minder dan vroeger. Dat Fidesz nu een tik krijgt heeft niet alleen te maken met het feit dat de oppositie beter samenwerkt. In Hongarije was er veel ophef over een recent schandaal waarin een Fidesz-burgemeester betrokken was.
Meer dan 8 miljoen mensen kwamen in aanmerking om te stemmen voor meer dan 3.000 burgemeesters en meer dan 17.000 gemeenteraadsleden. De opkomst was bijna 50%, een van de hoogste opkomsten sinds 1990.